dinsdag 18 december 2012

Lasten en leugens

Er is zo veel gebrokenheid, ellende en pijn onder de mensen tegenwoordig. Er zijn zoveel worstelingen die men ondergaat, zo veel strijd en zo veel duisternis. Het meest opvallend aan dit alles vindt ik nog dat ik de indruk krijg dat Christenen tegenwoordig precies even veel persoonlijk leed, ellende en zorgen doormaken als niet-Christenen. Dat is opvallend, omdat de Bijbel ons leert dat zorgen en ellende dingen zijn die we bij God kunnen brengen. Waar is die blijdschap die de bijbel omschrijft? Het nieuwe testament leert ons dat de apostelen en eerste Christenen zelfs in de gevangenis en onder de zweep vervuld waren met blijdschap en vrede (Hand 5:41)

Een van de grootste valstrikken van de Satan is de leugen. Al direct in Genesis zien wij dat de Satan het zaad van de leugen in de harten van de mensen zaait.

Genesis 3:

Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’

De Satan begint zijn misleiding met een vraag die al gebaseerd is op een leugen. Het was de mens immers toegestaan van alle bomen te eten op een na. Op deze manier manipuleert hij heel makkelijk het gevoel, en stuurt hij de gedachten van de mens die kant op waar hij die graag wil hebben. Als het ware laat hij Eva twijfelen aan het woord van God. De volgende stap is die van regelrechte twijfel, hij spreekt het Woord van God tegen door te zeggen dat de mens niet zal sterven door van de boom te eten. Nu komt het er op aan dat Eva deze leugen doorziet, maar dat doet zij niet. Ze gelooft de Satan, eet van de boom, en moet samen met Adam weg uit het Paradijs. Zo heeft de Satan door middel van leugens en twijfel de mens tot zonde aangezet en in de ellende gestort.

Nu is de Satan iemand die erg veel ervaring heeft opgedaan in het voorliegen en misleiden van mensen. Ook in deze tijd bedient hij zich van erg veel leugens zodat de zegen die God heeft voor zijn kinderen zijn kinderen nooit daadwerkelijk bereiken. Veel mensen geloven in leugens over zichzelf, over wat zij moeten presteren of over hoe God tegen hun aankijkt. De bijbel leert ons hoe wij om moeten gaan met vragen over identiteit, zorgen, schuld en nog een hele hoop andere dingen. Toch geloven wij vaak de leugens die de Satan ons influistert  met als gevolg dat de vrede en rust van God uit ons leven verdwijnt, omdat wij ons daarvan laten beroven. Het is daarom belangrijk dat wij ons vullen met de waarheid over wie wij zijn en hoe wij moeten leven zodat wij leugens gaan herkennen en ontmaskeren.

Vaak maken wij onszelf wijs dat bepaalde passages in de Bijbel niet voor ons zijn. Mattheus 6 leert ons bijvoorbeeld dat God voor ons wil zorgen in ALLE noden die wij hebben. Toch merk ik bij mijzelf dat ik dit vaak wil beperken. Alles zal wel gaan over bepaalde dingen, maar dat is een beperking van Gods woord die ik niet zou mogen maken. Ik trap hier in een halve leugen die de deur open zet naar zorgen. Het hebben van zorgen berooft mij van mijn rust en vrede en zo heeft de Satan zijn zin. Het werkt eigenlijk net als bij Eva, ''Heeft God niet gezegd dat jullie van geen enkele boom mogen eten?'' Nee, hij heeft gezegd dat we van een niet mogen eten. ''God zorgt misschien hier en daar voor, maar moet je voor deze dingen niet zelf zorgen?'' Nee, God zorgt in alles voor mij. De Satan probeert altijd de beloften die God ons geeft te beperken zodat wij gaan proberen zelf te voorzien in die problemen. Als wij dat doen zijn wij net als de mensen in de wereld, we wandelen ons leven zonder de hulp van God te accepteren en doordat wij dat doen gaan wij gebukt onder allemaal lasten en zorgen die we eigenlijk niet op ons zouden hoeven nemen.

De leugen is een grote valkuil, leer daarom leugens te herkennen in je leven. Vraag aan God ze te ontmaskeren en zorg dat je leeft vanuit Zijn Woord en Zijn beloften. Christen zijn houdt in dat je anders bent dan de mensen in de wereld, zorg dus ook dat je je denkbeelden laat aanpassen aan het Hemelse en niet op een aardse manier blijft denken.

maandag 3 december 2012

Woord en Geest

Lang geleden, in een land hier ver vandaan, waren er eens twee dorpjes. In het ene dorpje woonden bakkers, en in het andere dorpje woonden wijnboeren. Beide dorpjes waren erg trots op hun beroep, en probeerden de beste wijnen te maken en de beste broden te bakken. Nu moesten de twee verschillende dorpjes niks van elkaar hebben, het brood dat de wijnboeren aten was namelijk oud, beschimmeld, niet goed bereid en het was vooral veel te weinig, de bakkers dronken helemaal geen wijn, alleen maar water, dus dat moesten wel saaie serieuze en depressieve mensen zijn. Nu gaven de wijnboeren regelmatig feesten, waarbij zij erg veel dronken en daardoor  vaak rare dingen deden. De bakkers sloegen deze feesten hoofdschuddend gaande, elkaar steeds zeggend hoe blij zij waren niet zo raar te doen als de wijnboeren. De bakkers gaven namelijk geen feesten, zij organiseerden maaltijden. De wijnboeren keken met argusogen naar deze maaltijden, iedereen was namelijk veel te serieus en gewichtig naar hun smaak. De twee dorpjes moesten dus niks van elkaar hebben en vonden hun eigen maniertjes en zaakjes het belangrijkst en het beste.

Nu was er eens iemand op doorreis in het land, deze persoon kwam aan bij het dorpje van de bakkers en ging daar een tijdje wonen. De reiziger werd vriendelijk ontvangen door de dorpelingen en werd al snel uitgenodigd om met de andere dorpelingen aan de maaltijd te zitten. De reiziger vond het een mooi aanbod en beloofde aanwezig te zijn. Eenmaal bij de maaltijd kreeg de reiziger een heerlijk stuk vers gebakken brood met allemaal heerlijke dingen die hij er op kon doen. Dankbaar nam hij zijn voedsel aan en at hij het op. Terwijl hij at stootte hij zijn buurman aan om hem te vertellen dat hij het eten zo lekker vond, zijn buurman zij hem toch zachtjes en stil te doen, het eten van het brood was namelijk een serieuze, belangrijke en gewichtige zaak. De reiziger verwonderde zich hier over, als je zoiets lekkers hebt gegeten wil je dat toch graag delen met je tafelgenoten? Hier nog over nadenkend ging de reiziger weer terug naar zijn huisje. De volgende weken bleef de reiziger naar de maaltijden van de dorpelingen gaan, steeds weer genietend van het lekkere eten en het goede brood. Na verloop van tijd begon de reiziger zich alleen te vervelen, er gebeurde namelijk helemaal niks in het dorpje. De reiziger besloot eens aan een van de voorname bakkers uit het dorp te vragen waarom zij geen feesten gaven. De bakker antwoordde hierop dat er op feesten van alles fout ging, en dat als je de wijn dronk je de controle over jezelf verloor, daar moesten de bakkers niks van hebben. Dat dorpje hier vlakbij was een goed voorbeeld, vervolgde de bakker. Ze deden daar altijd maar rare, gevaarlijke en nutteloze dingen. De reiziger ging met een ontevreden gevoel weer terug naar zijn huisje. Daar eenmaal aangekomen dacht hij na over wat hij net hoorde, hij was wel benieuwd naar dat andere dorpje en de manier waarop ze daar leefden, dus na er eens goed over nagedacht te hebben besloot hij zijn spullen te pakken en door te reizen naar het dorpje van de wijnboeren. De bakkers waarschuwden hem voorzichtig te doen in dat andere dorpje en gaven hem een grote voorraad brood mee, zodat hij in ieder geval fatsoenlijk kon eten.

De reiziger reisde dus verder naar het dorpje van de  wijnboeren. Daar eenmaal aangekomen werd hij erg vriendelijk  ontvangen, net als in het andere dorpje, en kreeg hij een kamertje dat leeg stond om in te slapen. Erg blij met de gastvrijheid borg de reiziger zijn spullen snel op in dat kamertje om daarna het dorpje te gaan bekijken. Terwijl hij daar rond liep viel het hem op dat de mensen in dit dorpje er veel bleker en magerder uitzagen dan in het vorige dorpje , hierover nadenkend liep hij weer terug naar zijn kamertje, waar een briefje op de deur was geplakt. Vanavond zou er een feest zijn en de reiziger was uitgenodigd als speciale gast. Dit verheugde de reiziger zeer, feesten had hij namelijk erg gemist in de tijd dat hij bij de bakkers was verbleven. Met veel vreugde ging hij dus naar de betreffende locatie en werd daar hartelijk binnengelaten door een vrolijke man die zijn hand er bijna afschudde, het was een geweldige dag zei de man opgetogen en breed lachend. De reiziger liep verder naar binnen, en keek om zich heen. Het was gezellig druk met allemaal  vrolijke mensen. Na een tijdje ging er een man op een tafel staan die om de aandacht vroeg, 'het is goed dat we hier vrolijk zijn met z'n allen, laten we nu drinken en in een roes raken riep de man'. Iedereen reageerde met gejuich en geklap'. De reiziger vond het een bijzonder mooi schouwspel en begaf zich naar de bar om wat te drinken te halen. Daar aangekomen vroeg hij aan de man achter de bar of hij wijn mocht, en wat brood want hij had honger. De man achter de bar schoof hem een glas wijn toe en zij tegen de reiziger, brood doen we hier niet aan, dat is namelijk de vijand. Als je brood eet zorgt dat er namelijk voor dat je de wijn minder goed voelt, en als je brood eet verlies je de controle ook niet. Verward liep de reiziger met z'n wijn weer weg om zich in de menigte te begeven. De menigte was ondertussen goed los geraakt, er werd een hoop spontaan gezongen en gedanst. De reiziger vermaakte zich prima en deed gezellig mee met de andere mensen. Het werd als maar later en later en er vloeide meer en meer wijn, de menigte werd steeds uitzinniger, in plaats van gezongen werd er nu geschreeuwd en in plaats van gedanst vielen mensen spontaan om,  om een beetje uitgeteld op de grond rare geluidjes te maken. De reiziger voelde zich helemaal niet lekker met de wijn op zijn lege maag en hij vond dat de mensen zich maar raar en nutteloos gedroegen, verder was hij verschrikkelijk duizelig en kon hij haast niet meer recht lopen. De reiziger besloot dus maar naar zijn kamer te gaan om te gaan slapen.

Eenmaal op zijn kamer gekomen bedacht hij zich dat hij een grote voorraad brood had meegekregen van de bakkers, verheugd pakte hij zijn tassen uit en begon hij te eten. Direct voelde hij de energie terug zijn lichaam instromen, en voelde hij dat hij zich sterker en beter. De roes van de wijn was niet vertrokken, het beheerste hem alleen niet dusdanig meer dat hij niet meer goed kon functioneren. Blij en tevreden met deze ontdekking ging de reiziger slapen. De volgende morgen werd de reiziger wakker en besloot hij een wandeling te gaan maken. Het dorpje was nog aan het nagenieten van het feest van de dag er voor, opgetogen werden er verhalen verteld over dingen die er allemaal gebeurd zouden zijn. De reiziger verbaasde zich een beetje, veel verhalen klopten wel, maar een hoop verhalen had de reiziger toch heel anders ervaren. Rustig liep de reiziger door tot hij navraag deed bij een van de mensen die aan het vertellen was. 'ik heb gisteravond toch wat anders ervaren dan u, zei de reiziger'. De man keek de reiziger verbaasd aan, en vroeg aan de reiziger: 'vreemdeling, als u het verhaal anders heeft ervaren kan dat komen doordat u zich niet aan de wijn heeft overgegeven. Heeft u misschien die avond brood gegeten?' De reiziger antwoordde 'ja, dat heb ik inderdaad gedaan, het brood hielp mij om de werkelijkheid niet uit het oog te verliezen en te onderscheiden wat goed was en wat slecht '. De man antwoordde hierop: 'het brood is de vijand, het bederft uw gevoel, als u wijn drinkt moet u geen brood eten, zeker niet van bakkers want dat brood zorgt er voor dat je haast de controle niet meer kan verliezen'. 

Met een ontevreden gevoel liep de reiziger weer terug naar zijn kamer. Ook dit dorpje had grote beperkingen, dacht de reiziger. Maar waar moet ik nu heen, mijmerde hij verder, ik wil niet een droog plezierloos leven lijden bij de bakkers, maar ik wil evenmin leven van alleen wijn, en zo meewaaien waar de geest van de ervaring mij heen blaast, bedacht hij zich.

Wat moet de reiziger doen?