woensdag 17 april 2013

Het huis van de boswachter

Ergens, in een heel mooi bos, woonde een man. Deze man woonde in een huisje, een huisje waar hij heel erg trots op was. Lang geleden had hij dit huisje gekregen van de boswachter om in te gaan wonen. Toen hij het huisje kreeg was het in perfecte staat. de man trok het huis in en leefde er op los. Onderhoud deed hij niet aan en schoonmaken al helemaal niet, daar had de man echt geen zin in. Na mate de tijd vorderde ging het huis er steeds meer vervallen uit zien. Het dak begon te lekken, verf bladerde van de muren af, het vuil koekte overal aan, en de houten planken in de muren begonnen te rotten. Eigenlijk viel het huisje compleet uit de toon met de rest van het bos dat er perfect en wonderschoon uitzag. Op een dag stond de man op uit zijn bed en keek hij eens goed om zich heen. Het mooie huisje dat hij had was een complete puinhoop geworden, hij besefte zich dat dit zo niet door kon gaan. Hij besloot eens wat dakpannen te zoeken, planken te halen en zijn huis eens grondig te renoveren. De man dacht dat hij wel in staat zou zijn het huis op te knappen, maar na veel verwoede pogingen kwam hij er achter dat het hem niet wou lukken. Elke keer als hij een muur verfde bladerde het er weer af, alle planken die hij vastspijkerde waren rot, en het dak bleef maar lekken, wat hij ook probeerde. De man werd radeloos, hoe kon het toch dat hij zijn huisje maar niet netjes opgeruimd kreeg? Ten einde raad zette hij uiteindelijk zijn trots opzij en vroeg  de boswachter radeloos om hulp. De boswachter zei hem dat de materialen die hij gebruikte van dermate slechte kwaliteit waren dat het daarmee niet zou lukken. De boswachter bood aan om hem te helpen bij het opknappen van zijn huisje. Dankbaar en blij nam de man het aanbod van de boswachter aan. De boswachter mocht zijn gang gaan, en na een lang proces en veel werk dat de man en de boswachter verzette zag het huisje er weer net zo mooi uit als voorheen, het paste weer volledig binnen de natuur waar de boswachter voor zorgde. De man was de boswachter erg dankbaar en ontwikkelde een vriendschappelijke relatie met de hem.
Dagen, weken en maanden gingen voorbij. De man zorgde er wel voor dat hij deze keer zijn huis netjes hield, en als er toch iets van groot onderhoud moest gebeuren hij de boswachter uitnodigde om samen te gaan klussen.  Toch was er nog iets raars aan de hand in het huisje, het leek wel of het niet in goede staat te houden was.  Elke keer als de boswachter net langs was geweest kwamen er vanzelf weer scheuren in de muren.  Ook het dak dat de boswachter elke keer weer herstelde begon steeds na een paar dagen al weer te lekken. De man werd er eigenlijk een beetje moedeloos van. Elke keer weer kon hij de boswachter opzoeken omdat er wat mis was, en elke keer weer zat hij in een huisje met lekkage, tocht en  broze muren. Eigenlijk begon de man zich af te vragen of de boswachter wel zo goed was in klussen en herstellen als hij zelf beweerde, of misschien deed de boswachter wel niet zijn best en kon het hem niet zo veel schelen.  De hele situatie deed de vriendschap tussen de man en de boswachter een beetje bekoelen. De man nodigde de boswachter steeds minder uit, en zijn huisje begon er weer steeds meer vervallen uit te zien. De man werd moedeloos en verbitterd.
Op een nacht lag de man te slapen in zijn bed, terwijl het buiten begon te onweren en stortregenen. Terwijl de regen op de dakpannen kletterde begon het ook die nacht weer te lekken. Het begon zelfs zo hard te lekken dat het water in een stroom door het dak de slaapkamer van de man binnenliep. De man sliep al dagen niet lekker vanwege de tocht en de kou, en dacht vannacht met een extra deken eindelijk weer goed te kunnen slapen. De regen stroomde door de kamer, en uiteindelijk viel het zelfs boven op het bed waar de man in sliep. De man had het in eerste instantie niet door tot er op den duur een straaltje regen zo op zijn gezicht viel. Verschrikt stond de man in een sprong naast zijn bed. Toen hij zag wat er aan de hand was werd het hem allemaal teveel en barste hij in tranen uit. Hij was zo verschrikkelijk moe en had al zoveel meegemaakt met dit huis, waarom gunde het hem geen moment rust? Hij moest ook weer aan de boswachter denken die hem belooft had zijn huis weer goed te maken. Maar was dit goed te noemen?  Vol van emotie trok de man zijn regenjas en kaplaarzen aan en rende hij midden in de nacht naar het huis van de boswachter.
 Heftig bonkte hij op de deur tot er een slaapdronken boswachter in de deuropening verscheen. Met het slaap nog in zijn ogen en in zijn pyjama vroeg de boswachter of alles goed was en waarom de man op dit uur en in dit weer naar hem toe kwam.  Toen de man eenmaal binnen was barste de bom. Vol emotie vroeg de man aan de boswachter waarom zijn huis zo’n puinhoop was terwijl de boswachter belooft had het huis goed te herstellen. Waarom moest hij steeds in de tocht en in de lekkage leven, waarom bleven die scheuren in de muren maar terug komen, wat was er aan de hand met zijn huis? De boswachter hoorde dit verhaal rustig aan, en knikte af en toe eens. Toen de man uitgeraasd was vroeg de boswachter aan de man of er misschien delen in het huis waren die hij niet gezien had. De man begreep niet helemaal waarom  de boswachter deze vraag stelde, en keek hem aan met een blik van onbegrip. De boswachter verduidelijkte zijn vraag en vroeg de man nogmaals of er delen van het huis waren die de man hem niet had laten zien tijdens het opknappen, het maakte niet uit hoe klein en ongebruikt die ruimte was. De man dacht even na en zei toen dat hij een kelder had waar hij vroeger zijn troep in gooide. Er was in de achtertuin een luik naar die kelder, en die kelder liep recht onder het huis door. De boswachter zei tegen de man dat ze daar morgen een kijkje zouden nemen en dat ze daar de oorzaak van het probleem zouden vinden. De man begreep het niet maar kreeg niet de kans om uitleg te vragen want de boswachter was al weer naar zijn bed verdwenen roepende dat de man wel op de bank kon slapen voor vannacht.
De volgende morgen gingen de boswachter en de  man samen vroeg op pad. Al lopend naar het huis van de man begon hij zich steeds meer af te vragen of het wel een goed idee was om de boswachter zijn kelder te laten zien. In zijn verleden joeg de man veel op dieren in het bos van de boswachter, dit deed hij gewoon voor de lol. De boswachter hield veel van alles wat in zijn bos woonde en mocht dit volstrekt niet te weten komen. De man bedacht zich nu dat in de troep in zijn kelder ook zijn jachtspullen lagen en ook nog een hoop andere rommel waar hij zich voor schaamde. Uiteindelijk kwamen ze bij de achtertuin van de man uit en vroeg de boswachter of de man het slot van zijn kelder wilde halen zodat hij er een kijkje in kon nemen. De man begon een beetje tegen te sputteren, en vroeg aan de boswachter wat zijn kelder nou te maken had met zijn huis. Was het nou echt nodig om die kelder weer open te maken? De boswachter zei tegen de man dat hij het wel zou zien en vroeg hem nogmaals om zijn kelder open te maken. Zenuwachtig morrelde de man aan het slot van zijn kelder maar hij kreeg er geen enkele beweging in. Het slot is compleet vastgeroest, we komen er niet in zei de man tegen de boswachter. Diep van binnen was de man heel blij dat de deur naar de kelder niet open ging. De boswachter liep een stukje naar de deur toe en vroeg aan de man of hij het een keer mocht proberen. De man vond dit geen fijn idee, maar zei uiteindelijk dat het wel mocht. De boswachter pakte het kettingslot eens goed vast en trok het in een keer aan stukken. Verbaasd vroeg de man hoe de boswachter dit kon doen. De boswachter antwoorde dat dit zijn bos was en dat hij het huis gebouwd had. Hij had het recht te doen en te laten in zijn bos wat hij wilde en daar kon een kettingslot niks aan veranderen. De boswachter vroeg aan de man of ze naar binnen zouden gaan. De man slikte even en zei uiteindelijk dat het goed was.
De boswachter liep naar het kelderluik toe en trok deze op een kiertje zodat ze naar binnen konden gaan.  Toen ze binnen waren zagen ze geen steek omdat het er verschrikkelijk donker was. Wel hing er een verschrikkelijk ranzige lucht, alsof er al jaren wat lag te rotten. De boswachter en de man gingen weer naar de tuin. In de tuin vroeg de boswachter aan de man wat er gebeurd was met de verlichting in de kelder. Toen hij de kelder had gebouwd had hij in het plafond een raam verwerkt waardoor je vanuit het huis in de kelder kon kijken. De man antwoorde dat hij een vloerkleed over dit raam had gelegd omdat hij het uitzicht op de kelder vreselijk vond. Eigenlijk begreep hij sowieso niet waarom er een raam in zijn huis zat waardoor je de kelder kon zien. De boswachter zei dat hij zou laten zien waarom dat raam er in zat en liep naar binnen om het vloerkleed weg te halen.
Toen het vloerkleed weg was gingen de boswachter en de man de kelder weer in. De stank hing er nog steeds maar de duisternis was verdreven. Toen de twee rondkeken zagen ze waarom er zo’n stank in de kelder hing. De man had jaren zijn afval gedumpt in de kelder, en ook dat wat waar hij stiekem op joeg verborg hij in de kelder. Er lagen dus rottende kadavers en allerlei andere zooi wat een afgrijselijke lucht veroorzaakte. Verder was op dit alles een verschrikkelijke zwerm ongedierte afgekomen die aan alles vraten. De man keek met een rode kop van schaamte om zich heen en zei tegen de boswachter dat hij hem eerder had moeten vertellen dat hij op de boswachter zijn dieren had gejaagd. De boswachter keek de man aan en zei tegen hem: ‘wat je hebt gedaan was niet goed, maar als je het mij verteld had dan hadden we schoon schip kunnen maken. Omdat je het voor mij verborgen hebt gehouden in je kelder heb je ongedierte en schimmels aangetrokken. Deze ongedierte hebben de houten  fundering van je huis, die voor een belangrijk gedeelte door je kelder loopt, dermate aangetast en aangevreten dat je huis verzakte. Daardoor ontstonden de scheuren in je muren en daardoor ging je dak steeds lekken’. De man knikte en zei dat hij het begreep. De boswachter zei vervolgens tegen de man dat ze zijn hele kelder moesten leegmaken en schoonmaken als hij wilde dat zijn huis weer in goede staat zou zijn. Alles zou een voor een uit zijn kelder moeten. De man knikte en zei dat hij dat goed vond.
Na een vele dagen werk en na een lang proces was de kelder van de man eindelijk weer schoon. Maar nu moest het aangetaste fundament nog vernieuwd worden. De boswachter zei tegen de man dat hijzelf het fundament had gelegd en dat ook hij alleen het weer kon herstellen. De man kon hem hier niet bij helpen. Alleen daalde de boswachter de lege en schone kelder weer af. De man wachtte nieuwsgierig buiten tot de boswachter weer naar boven kwam. Na een tijdje kwam de boswachter weer boven. Hij zei tegen de man dat hij kon gaan kijken en dat het fundament weer gloednieuw was. Verbaasd ging de man kijken  en vroeg aan de boswachter hoe het kon dat het fundament weer zo nieuw was. De boswachter zei tegen de man dat hij dat huis misschien aan hem had gegeven om in te gaan wonen maar het was door hem gebouwd. Hij wist precies hoe het huis in elkaar zat en hoe de fundering lag. Hij kon alles aan dat huis herstellen, want hij had het zelf gebouwd.
Dolblij nam de man weer intrek in zijn huis. De muren waren weer heel en het dak lekte niet meer. Af en toe ging er nog steeds wel wat stuk of mis, maar de boswachter kon het nu blijvend repareren want het fundament van het huis was weer in orde. De man had eindelijk rust gevonden in zijn huis.

1 opmerking: