vrijdag 27 november 2015

De spiegel van God

Ik was vandaag stille tijd aan het houden toen de Heilige Geest mij zei dat hij mij een heleboel wilde vertellen over mijn identiteit. Ik ben in mijn leven een aantal keren beschadigt geraakt in mijn identiteit doordat mensen verkeerd met mij zijn omgegaan, en de laatste tijd worstel ik daar veel mee. Omdat ik denk dat er nog veel meer mensen zijn die worstelen met de vraag wie ze nou werkelijk zijn deel ik alles wat God mij vandaag verteld heeft. Ik hoop dat het jullie net zo zegent als dat het mij zegent.

De titel van deze blog is 'de spiegel van God'. Ik heb deze blog zo genoemd omdat het heel goed de essentie vangt van alles wat wij zijn. In de bijbel staat dat wij naar Gods beeld geschapen zijn, iets wat de meeste wel zullen weten. Geschapen zijn naar Gods beeld betekent niet dat wij op God lijken, het betekent dat wij net zo als God ZIJN. Het verschil is dat wij niet wat trekjes delen met God, of dat we wat gezamenlijke eigenschappen delen, het betekent dat ons wezen geschapen is in overeenstemming met hoe God is. Dit is ook de reden dat God ons zijn zonen en dochters kan noemen, wij zijn namelijk net als Hem. In Johannes 17, het hogepriesterlijke gebed, komt dit heel mooi terug. Jezus bidt hier dat wij een zullen zijn, zoals de Vader en Hij een zijn, zodat wij een zijn met Hem. Dit betekent dat wij een volmaakte eenheid zijn met Jezus, de Vader en de Heilige Geest. Je kunt alleen een zijn als je het zelfde van wezen bent. Als wij willen weten wie wij zijn moeten wij dus naar God kijken want hoe God is zijn wij ook.

Allereerst is God de Schepper van alles wat leeft. Dit is een belangrijk punt, want als het in Gods wezen zit om dingen te maken zit dat ook in ons wezen. Ieder mens is dus creatief gemaakt op zijn eigen manier, niemand maakt alleen dingen stuk, niemand is gemaakt om alleen te consumeren. Als wij in onze volledige identiteit willen stappen moeten we ons dus afvragen hoe Gods creativiteit in ons zelf wordt gereflecteerd. Bij sommige mensen is het overduidelijk, die maken schilderijen, of andere kunst. Maar creativiteit is veel meer dan dat. Sommige mensen houden van koken, andere houden van tuinieren en weer anderen schrijven boeken. De uitdaging is om in jezelf te ontdekken wat van Gods creativiteit terug komt in jou.

Het tweede wat God is, is koning over alles wat leeft. God is Heerser en heeft ons ook gemaakt om te heersen. In Genesis staat geschreven dat Adam en Eva de heerschappij over de schepping werd gegeven. Jezus heeft aan het kruis onze heerschappij hersteld, in zijn naam mogen wij heersen, en delen in zijn koningschap. Dit klinkt heel abstract doordat wij ons aards beeld van heerschappij projecteren op deze teksten, heerschappij betekent immers de baas zijn over andere wezens. Dit is niet hoe Gods heerschappij werkt. Gods heerschappij is onlosmakelijk verbonden met zijn wil om te scheppen. God is geen dwingende koning die alles wat Hem niet aanstaat vernietigt. Natuurlijk komt er een laatste oordeel, maar God maakt liever recht wat krom is dan dat hij dat wat krom is vervangt door iets wat recht is. Dit betekent dus niet dat wij andere mensen in de naam van Jezus onze (of Gods) wil kunnen of mogen opleggen, dit betekent dat wij in de naam van Jezus kunnen heersen over alle gebrokenheid en alle duisternis, om te herstellen en te genezen en te bevrijden (samen met Hem). Ook hierin is grote diversiteit te onderscheiden. Sommige mensen stelt hij aan om koning te zijn over armoede, anderen om koning te zijn over gebrokenheid, anderen om koning te zijn over (het rijk der) duisternis en weer anderen om te heersen over immoraliteit. In alles wat wij doen mogen wij Gods koningschap meenemen en er dus als koningen staan. Wij komen niet als ambassadeurs, maar als koningen en koninginnen om alles wat krom is onder Gods heerschappij te brengen zodat het hersteld kan worden. Iedereen heeft hierin een uniek aspect van Gods wezen, hoe meer wij dit pakken, hoe meer autoriteit wij meenemen in onze bediening en hoe meer wonderen wij zullen zien.

Het derde en belangrijkste deel van Gods wezen waar ik vandaag over ga schrijven is het feit dat God liefde is. Als God liefde is zijn wij ook liefde, wij zijn immers geschapen in overeenstemming met Gods wezen. Ieder mens is in staat liefde te ontvangen en liefde te geven, en dit maak ieder mens waardevol. Ieder mens heeft ook liefde nodig, want het is de kern van ons wezen, net als dat bij God zo is. Als wij geen liefde ervaren gaan wij stuk omdat dit ons aantast in het centrum van onze identiteit, en maakt dat wij ons doel missen. Wij zijn gemaakt om Gods liefde te reflecteren, dit betekent dat wij het eerst van Hem ontvangen, en daarna kunnen doorgeven naar anderen, en terug kunnen geven aan Hem. Als wij geen (of te weinig) liefde krijgen of ervaren gaan wij stuk aan de binnenkant. Dit betekent dat ons wezen vervreemd raakt van onze werkelijke identiteit en wij onszelf niet meer herkennen in wie God is. Dit kan zo ver gaan dat wij God niet meer herkennen, vertrouwen en zelfs dat we een hekel aan hem krijgen. Wat dit kan betekenen voor christenen is dat wij niet zien dat wij op God lijken, omdat wij door onze wonden en littekens onszelf niet meer herkennen. Dit betekent dat wij vervreemd raken van onszelf, maar ook van God. Het gevolg hiervan is dat wij niet in onze heerschappij staan, dat we denken dat God heel ver weg is en dat we niet (volledig) tot ons doel komen.


Als wij willen weten wie wij zijn moeten wij dus naar God kijken. Wij zijn het spiegelbeeld van God. Als God in de spiegel kijkt dan ziet Hij ons. Niet alle wonden en gebrokenheid (die dingen herstellen weer, misschien niet op aarde maar sowieso in de hemel). God ziet wie wij werkelijk zijn. Misschien denk je, ik lijk in niets op God. Dan daag ik je uit om te gaan ontdekken wie God is, en wat dit betekent voor wie jij bent. Er is geen mens die God niet reflecteert!   

maandag 27 juli 2015

Onverhoorde voorbede

Bidden is een ding wat de meeste christenen wel eens bezig houdt. Iedereen ziet graag dat waar hij of zij voor bidt veranderen. Veel mensen hebben wel een 'lijstje' met onderwerpen voor voorbede, ook zeggen we erg makkelijk, 'ik zal voor je bidden' als we iemand tegen komen die door een moeilijke tijd heen gaat. Vaak is dit voor ons een fijne manier om betrokken te kunnen zijn bij iemands leven, als je voor iets bidt dan draag je toch immers bij aan de oplossing voor de ellende waar je voor bidt? Wij bidden, en dan moet God in beweging komen.

'Vader, geef die arme zwerver alstublieft eten', 'Vader, die jongen ziet er zo eenzaam uit, wilt u hem vrienden geven, wilt Uzelf zijn vriend zijn', 'Vader, die mensen hebben het zo moeilijk sinds het overlijden van hun zoon, wilt u ze troosten'.

Maar hoe vaak hebben wij niet meer te geven dan onze gebeden? Hoe vaak hebben we niet al gezegd dat we onszelf helemaal aan God geven? Als we onszelf helemaal aan God geven zijn wij dan ook bereid om zelf de verhoring te zijn voor onze gebeden? Onze dagen zijn meestal compleet gevuld, onze agenda's beschreven tot drie maanden vooruit. Wat heeft meer prioriteit, onze sportavond, onze studentenvereniging, onze spelcomputer, of de mensen die het moeilijk hebben en eenzaam zijn? Dezelfde vraag moeten we stellen over ons geld, wat heeft meer prioriteit, de vakantie, de auto, biertjes in de kroeg, of die zwerver waar we voor bidden?

Toen de discipelen de arme weduwe zagen die twee koperen munten gaf voor het offer verachtte ze haar om haar kleine offer, terwijl Jezus ze duidelijk maakte dat zij het grootste offer had gegeven omdat ze gaf vanuit tekort. Ik denk dat we onze gebeden kunnen vergelijken met de koperen munten van de weduwe, ze kunnen een heel groot offer zijn, als wij verder niks te geven hebben. Maar hebben wij verder niks te geven? Ik denk dat het antwoord voor iedereen is dat we wel wat te geven hebben. Als de arme weduwe kon geven dan kunnen wij het ook allemaal.

Als wij kunnen geven kunnen we stoppen met bidden, we verhoren namelijk zelf het gebed dat we bidden. Onze daden en gebeden vormen een krachtig geheel, de koperen gebedsmuntjes veranderen van waardeloos koper in toegangsbewijzen naar Gods oneindige rijkdom. Als wij geven, geeft God ons nog meer, wat we vervolgens weer weg kunnen geven! Dit vereist het hebben van geloof en het activeren van jezelf. Jezus leefde een leven compleet voor de ander, dit vraagt God ook van ons. Als wij dit leven leiden zijn wij een met God en zal hij onze gebeden verhoren. Onze gebeden zijn namelijk verandert van dingen die je wilt zien veranderen, naar situaties die je door te bidden, te geven en te doen samen met God gaat veranderen.

vrijdag 6 februari 2015

De verloren zoon


Er was eens lang geleden een koning. Deze koning regeerde over een heel groot rijk, en dat deed hij wijs en rechtvaardig. De koning had vele onderdanen van wie hij allemaal hield. De ene deed dit, de ander had weer een andere taak, allen deden ze hun werk in volledige toewijding. Over al deze onderdanen was de koning erg tevreden. Er was geen smetje te bekennen aan het hof van deze koning, alles was er perfect. Iedereen was blij en gelukkig, tot een fatale dag.

In eerste instantie was het een groot feest. De koning had een paar dagen geleden een zoon gekregen, en het hele rijk was er over verheugd. Overal hing de vlag uit en was er blijdschap. De koning zelf was helemaal in zijn sas met zijn zoontje en hield zielsveel van hem. Tot hij op een dag zijn zoontje zocht, maar hem nergens kon vinden. Het hele paleis werd ondersteboven gekeerd, maar de zoon van de koning was nergens te vinden. Het enige wat ze vonden was een briefje in het kindje zijn wiegje. ‘’ Beste koning, ik heb je zoontje ontvoert, je zult hem nooit meer zien’’ De koning was er helemaal ondersteboven van, en het hele land was in rouw. Zo verloor de koning zijn pasgeboren zoontje.
Twintig jaar later moest de koning recht spreken, er verscheen een jongeman voor de koning van een jaar of twintig. De jongen was een weggelopen slaaf en werd verdacht van diefstal. Hij zag er vies en onverzorgd uit, liep in vodden en rook alsof hij zich al in geen maanden had gewassen. De jongen had een vreselijk verhaal. Hij was opgevoed zonder ouders, moest zijn bestaan bij elkaar stelen van de mensen die hem verzorgden, en was nu dus van ze weggevlucht en opgepakt omdat hij voedsel had gejat van een boer. De jongen liep met zijn schouders gebogen en keek doodongelukkig.

De koning keek eens goed naar de jongen. Hij kreeg een apart gevoel bij die weggelopen slaaf, hij had dezelfde moedervlek op zijn wang als zijn ontvoerde zoon. De koning kon dit rare gevoel niet wegkrijgen en vroeg aan zijn kamerdienaar om de jongen schone kleren te geven en ondertussen eens goed te onderzoeken. ’s Avonds kwam de kamerdienaar naar de koning toe, hij had behalve die moedervlek nog iets ontdekt, de jongen had in een tas oude babykleertjes zitten, precies die kleertjes die de verloren koningszoon had gedragen.

Toen de koning dit hoorde stormde hij het vertrek uit en rende naar de kamer waar ze de jongen vast hadden gehouden. De koning opende de deur, trok de verbouwereerde jongen van zijn stoel af en kuste hem op de wang. De koning riep, ik heb eindelijk mijn verloren zoon weer terug. De jongen was stom verbaasd, maar kreeg uitleg van de koning. De kleren en die moedervlek lieten er geen twijfel over bestaan, hij was de verloren koningszoon.

De dagen daarna waren dagen van grote vreugde. De kersverse koningszoon kreeg nieuwe kleding en werd direct aan het hof opgenomen. De koning was in grote vreugde, eindelijk had hij zijn verloren zoon weer terug. Er kwamen grote feesten, en hoogwaardigheidsbekleders van over de hele wereld kwamen de nieuwe koningszoon bekijken.

De koningszoon kon er niet helemaal aan wennen. Als er een feestmaal was zat hij naast de koning en at iedereen netjes, maar hij maakte er altijd een puinhoop van. Dan keek de hele tafel hem aan alsof hij een halve wilde was. En de woorden die iedereen gebruikte snapte hij ook helemaal niks van. Na het eten kwamen er altijd mensen met hem praten, maar als hij antwoord gaf dan keken ze hem altijd beledigt aan, alsof zijn woorden niet netjes genoeg waren voor de plek waar hij was.

De jongen werd er helemaal niet gelukkig van om aan het hof te zijn. Al die andere mensen deden alsof hij er niet hoorde met zijn manieren. Hij zou alleen maar de koning voor schut zetten, zeiden de mensen tegen elkaar. De jongen hoorde dit en dacht bij zichzelf, het is waar, zo’n goede koning verdient een betere zoon dan ik ben. De jongen besloot dat hij beter kon verdwijnen zodat hij zijn vader niet langer voor schut zou zetten. Hij was immers een dief en een slaaf, zoals iedereen ook zei.
Hij was net bezig met het schrijven van een afscheidsbrief toen zijn vader, de koning, de deur van zijn kamer open deed en lachend binnen kwam. Verschrikt deed de jongen het briefje snel in een la. De koning had een pakje bij zich en zei tegen de jongen dat hij het moest uitpakken. De jongen pakte het pakje uit, en haalde er een gouden kroon uit, iets kleiner als die van zijn vader, maar erg mooi. De koning keek de jongen grijnzend aan en vroeg ‘’en? En? Vindt je hem mooi?’’ de jongen hield het toen niet meer en begon te huilen. Verbaasd keek de koning de jongen aan. En toen kwam het verhaal er uit. De jongen zei dat hij niet aan het hof hoorde met zijn gebrek aan manieren, dat hij de koning alleen maar voor schut zette en dat het beter was als hij terug ging naar waar hij hoorde, de straat.
Toen de koning dit hoorde werd hij heel verdrietig en omarmde zijn zoon. Hij zei tegen de jongen, het kan mij niets schelen wat anderen van jou denken, ik hou van jou omdat jij mijn zoon bent. Ook al ben je anders dan alle hovelingen en zou je iedereen beledigen door je gebrek aan manieren, ik hou van jou en schaam mij niet voor je. Ik ben koning, maar ik ben jouw vader, en een vader schaamt zich niet voor een zoon die na twintig jaar terug keert, hij is daar intens blij mee met alles wat er in hem is. En als er mensen zijn die dat niet kunnen begrijpen, die meer kijken naar vormen en etiquette dan naar mijn liefde voor jou, dan is dat hun probleem. Ik geef liever mijn rijk op dan dat ik jou opnieuw verlies.

Toen de koning dit had gezegd huilden vader en zoon samen, de vader had niet alleen zijn zoon terug gevonden, de zoon had nu ook eindelijk zijn vader terug gevonden. Ook al was hij al een hele tijd erg dicht bij hem.